“Kijk juf”, roept een van de meisjes en ze duwt een besneeuwd handschoentje onder mijn neus.
“Ja”, roep ik “het sneeuwt” en ik glimlach naar het meisje, iets dat nog een hele prestatie is, want ik houd niet van sneeuw. Of misschien leg ik het verkeerd uit, als het sneeuwt en de hele wereld met een laagje wit bedekt is, dan kan ik hier echt van genieten. De wereld ziet er anders uit onder een laagje wit. Dan wil ik wandelingen maken, mijn voetstappen zetten waar niemand anders dat nog deed, me verwonderen over de bomen en de volgeltjes, die ook als de wereld wit is vrolijk blijven zingen.
Maar ik weet inmiddels dat dit morgen weer weg is, dat de wereld dan bedekt is met een grijze laag smurrie die met de dag gladder word. Door de week vind ik dat nog niet zo erg, ik fiets overal door heen met mijn dikke banden. Maar als het weekend nadert begin ik me te ergeren aan metro’s en treinen, die ineens nier meer rijden. Het hele leven lijkt stil te staan. En ik kan niet goed tegen stil staan. Het verplichte onthaasten dat dit weer met zich mee brengt, daar heb ik een hekel aan.
“Maar juf, kijk nog eens goed, kijk eens echt” zegt het meisje met het besneeuwde hanschoentje dat nog steeds onder mijn neus bungelt. Ik kijk, en zie waar zij zich zo over verwonderd. Een enkel sneeuwvlokje, in de vorm van een sterretje zo perfect dat kan alleen de natuur maken. En weer glimlach ik, maar nu kost het me geen enkele moeite. Ja, dit is mooi! De rest van de pauze zijn we bezig met het vangen van sneeuwvlokjes en bestuderen we de prachtige stervormen. Ik vergeet mijn grote mensen gedachten over metro’s en treinen en ben even helemaal in het nu. Want in dit winter wonderland hoor je niet te chagrijnen, in dit winter wonderland moet je je vooral niet vergeten te verwonderen.