De jongens hadden hun koffer gepakt, vol met T-shirts en korte broeken, een pyjama en een tandenborstel, meer zouden ze niet nodig hebben, want ze zouden met papa een weekje op vakantie gaan. Thuis hadden ze een niet al te dramatisch afscheid gehad, gewoon een kus en een hand in de lucht, volgende week zouden ze hier weer zijn, dat gebeurde wel vaker.
Wisten zij veel, dat ze zeker wel op reis zouden gaan maar voor deze reis geen koffers nodig zouden hebben. Het had geleken op een echte vakantie, zo een die ze nog van vroeger kende, toen papa en mama nog bij elkaar waren. Bij het benzinestation begon de pret al, papa kocht snoep en blikjes limonade voor ze, nu was de vakantie dan eindelijk echt begonnen.
Papa, waar gaan we ook alweer naar toe, hadden ze gevraagd, dat land hoe heet dat nu toch weer. Misschien had er een belletje moeten gaan rinkelen toen papa het had over een land waar het altijd zomer was. Maar wisten zij veel, ze waren nog zo klein en hadden bovendien geleerd te vertrouwen op volwassenen.
Even later stopte de auto alweer, stap maar uit, had papa gezegd, we zijn er. De jongens hadden elkaar aangekeken. Dit leek niet op vakantie, dit was vlak bij huis! Maar ze luisterde gedwee. En papa die oreerde, dat een weekje en een weekend een keer in de zoveel tijd voor hem niet genoeg was, dat hij er voor zou zorgen dat ze eeuwig samen zouden zijn. Dat hij ze zou brengen naar een paradijselijk land, hier niet zo ver vandaan. Met glijbanen zoveel ze maar wilde, en dat ze daar voor altijd samen zouden zijn. Ze hoefde alleen hun ogen maar te sluiten.
Die arme schatten hadden hun papa ook best wel gemist, en wilde hem heus wel wat vaker zien. Dus sloten zij hun oogjes toe en wachtte wat gebeuren zou. Daar wisselde papa het tijdelijke voor het eeuwige en bracht zijn twee schatjes naar het paradijs. Niet denkend aan hun moeder, die op ze wachten zou. Tranen rolde over zijn wangen, wat had hij gedaan? Zou hij zijn lieverds zo terug zien aan gene zijde?Terugkrabbelen kon niet meer, hij moest het nu doen. Dus pakte hij zijn auto en reed in het rond. Daar nam hij zijn leven, en begon ook zijn reis.
Ik geloof niet in de hemel, maar voor dit gezin, laat er een hemel zijn die lijkt op aan vakantieparadijs, met korte broeken, waterglijbanen en ijsjes van een meter hoog. En laat het mogelijk zijn dat zij hun moeder nog een keer een zoen kunnen geven ten afscheid, haar in haar oor kunnen fluisteren dat het hier goed is, en het weer mooi, en dat zij op haar wachten tot ook zij begint aan haar reis.
Om stil van te worden!