Vandaag heb ik aangifte gedaan van de “roofoverval” zoals het in politietermen schijnt te heten. Ander half uur lang vragen beantwoorden over door welke straten ik liep, wat ik aan had, hoe mijn haar zat, in welke hand ik mijn telefoon had, waar ik mijn tas had, wat ik dacht, wat ik voelde, waar de dader stond, hoe we op de grond terecht kwamen, en of ik me specifieke kenmerken van de dader kan herinneren.
Ik vertel zo nauwkeurig als ik het me maar kan herinneren. In mijn hoofd speel ik een film af. Een film die ik de afgelopen dagen en nachten keer op keer op keer op keer heb afgespeeld.
Een film die zich iedere keer als ik me op straat begeef, vooral in mijn eigen straat steeds weer afspeelt. Zondag ging het nog wel goed. Ik was nog zo in trance van het gebeurde dat het nog niet echt tot me door leek te dringen. Maar toen ik maandag avond rond half elf in de schemer door mijn straat liep sloeg de angst me om het hart. Ik was net naar After Earth geweest. Een film waarvan de boodschap zo ongeveer is “Fear is a choice”, dus dat hield ik mezelf voor toen ik met opgeheven hoofd stoer naar huis probeerde te stappen. Maar zodra ik de sleutel in het slot stak en mijn portiek binnen ging brak ik een klein beetje.
Gisteren bracht een vriend me gelukkig thuis. Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest. Want met hem naast me leek de straat ineens een stuk minder eng. Leken mijn angsten ineens zo irrationeel en ver weg.
En toch toen ik vandaag zag dat een vriendin in een kroegje een stukje verderop zat ben ik niet langs gegaan. Gewoon omdat ik mezelf ook een avondje rust wil gunnen. Niet iedere keer mezelf wil testen om te kijken wat ik al dan niet durf. Ik mag best even bij komen van de schrik.
Jazekers… Het is after all niet mis wat je overkwam. Hoe gaat ’t nu?
Ik blijf een beetje schrikachtig. Maar het begint langzaam te slijten, evenals de blauwe plekken die weg beginnen te trekken.