Als ik met mijn moeder en een gezamenlijke vriendin op een terrasje zit merken ze ineens op dat ik van die leuke lach rimpeltjes rond mijn ogen krijg. Nu is rimpels krijgen natuurlijk nooit leuk. Maar als ik dan perse rimpels moet krijgen ben ik blij dat het dan tenminste lach rimpels zijn.
Toen ik nog een meisje was, dat op de middelbare school zat moest ik iedere dag met de bus naar die school toe. Een bus gevuld met kinderen die naar school gingen en een enkele oma die altijd mij of een vriendje van mij die even klein en schattig was als ik, uitkozen om ons te bevelen voor hen op te staan. Het maakte niet uit waar wij zaten, en hoeveel lege plekken er waren waar tassen op lagen van tieners die er enger uitzagen dan wij. Wij werden uitgekozen ons plaatsje op te offeren. En dat waren we uiteindelijk zat, spuugzat. Dus bedachten we een systeem.
We ontdekten namelijk dat er twee soorten oma’s waren. De leuke, met lachrimppeltjes rond hun ogen. En de chagrijnige, met rimpels die zuur naar beneden hingen bij de hoeken van hun monden. We besloten alleen nog op te staan voor de leuke oma’s. Die met lachrimpels. Sterker nog, wij zouden uit onszelf opstaan voor leuke oma’s. En, wijzelf zouden vanaf dat moment ook vooral heel veel lachen. Om lachrimpels te kweken, voor als we later groot waren.
Kennelijk ben ik nu groot, en is de missie waar ik zo hard voor heb gewerkt gelukt! Mijn ogen lachen, en bij mijn mond hangt niets zuur naar beneden. Gelukkig maar!