Het is toch vreemd dat fantasie altijd wordt gezien als kinderlijk, of een bezigheid die vooral kinderen hebben. Ik heb mijn fantasie altijd als een groot goed gezien. Als je me vroeg wat ik wilde worden was mijn antwoord steevast “kinderboekenschrijfster”, dat leek me nuttig, van mijn fantasie mijn beroep maken.
Want mijn fantasie gebruikte ik vooral in spel of om verhalen te schrijven. Dat daarbuiten nog een wereld was die echt was, daar was ik me altijd terdege van bewust. En dat vond ik best wel eens een beetje jammer. Ik had namelijk gehoord van mensen, kinderen vooral, die een fantasievriendje hadden. Dat leek me wel wat. In mijn favoriete boek van dat moment, “Inka’s reis naar de maan”, had Inka een fantasievriendje die Puck hete en tussen een spleetje in de stoeprand woonde. Hij kwam te voorschijn als ze zich eenzaam voelde. Ik heb wat stoepranden af gezocht opzoek naar een Puck of ander wezen dat zich daar schuil zou houden. Maar mijn fantasie liet mij in de steek. Mijn vriendje kwam nooit zijn huisje uit.
Mijn nichtje is ook heel erg goed in fantaseren. Volgens mijn zusje komt dat door mij, en door haar vader. Want mijn zusje herinnert zich nog heel goed hoe ik haar altijd verhaaltjes voorlas of uit mijn hoofd vertelde. Ik liet haar dan haar ogen dicht doen en ging zelf met mijn ogen dicht naast haar liggen. Ik vertelde haar wat ik zag als ik mijn ogen sloot en probeerde voor haar zo’n zelfde wereld te schetsen. Mijn zusje is acht jaar jonger dan dat ik ben, en hoewel ze volgens mij wel genoten heeft van dat spelletje zag ze nooit iets, hoe ik ook mijn best deed. Dat vond ik best wel jammer.Ik spoorde haar aan beter haar best te doen. Ze kon toch op zijn minst net doen alsof ze iets zag? Ik vond die fantasie zo belangrijk en gunde haar hetzelfde.
Misschien had zij die fantasie niet zo nodig als ik. Op school was ik het domste meisje van de klas.Nu ja, misschien niet echt de domste, er waren nog twee meiden die qua domheid mijn gelijken waren. En juffen, meesters en klasgenoten schroomde zich er niet voor dat gevoel van domheid te versterken. Ik herinner me nog hoe een vriendinnetje aan haar moeder had gevraagd hoe het toch kwam dat ik zo dom was en de rest van de klas niet. Au!
Ik kon niet meekomen met rekenen en spelling. Hoe ik ook mijn best deed, of telkens op dezelfde opgave zat te zwoegen, ik zag het gewoon niet. Begrijpend lezen, daar was ik wel goed in. En in verhalen verzinnen. Zodra er een opdracht was waar iets meer fantasie of creativiteit bij nodig was hadden ze mij ineens nodig. De juffen van groep 8 maakte daar gebruik van om me nog iets van zelfvertrouwen mee te geven. Helaas hadden hun 7 voorgangers m/v al te veel kapot gemaakt. Nog steeds ben ik verbaasd als mensen mij als intelligent omschrijven.
Toen ik 17 was vond mijn fantasie zich vooral in slechte dichtregels. Zoals:
“What would i be, without my fantasy?
My life would be empty.”
of
Vandaag was ik Tinkerbell
Ik leefde in een sprookjeswereld
In een wolk van glitters,
Toverde ik glimlachen
Maar al op de terugweg,
Ontwaakte ik
Zoals dat gaat bij sprookjes
Misschien is dat wel wat er gebeurd is. Ik werd wakker in een grote mensen wereld. Fantasie is ineens een vies woord. Behalve dan als het creativiteit genoemd wordt. Dan mag het er wel zijn. Vooral als je beschikt over een creatief oplossend vermogen. Maar je moet er niet in doorslaan, die creativiteit. Want dan val je buiten de boot en hoor je er niet bij. Dan ben je eigenlijk maar een beetje raar. En raar, dat is niet goed.
Ik denk dat ik net zo lang blijf slapen tot de wereld er anders uit ziet bij het ontwaken. Totdat iedereen zijn fantasie de vrije loop laat gaan. En creativiteit weer gewoon normaal is!
Dit blog schreef ik naar aanleiding van de #WOT. (write on thursday) een creatieve schrijfopdracht waarbij verschillende Twitterende bloggers de uitdaging aan gaan om over hetzelfde woord te bloggen. Hoe ze dat doen staat ze vrij. Mee doen kan altijd, hou dan iedere donderdag de hastag #WOT in de gaten!